Het College legt vooreerst hersteltermijnen op aan beide bedrijfsrevisoren omdat geen van beiden een gepast niveau bereiken van minimaal vereiste behoorlijke bedrijfsvoering dat van bedrijfsrevisoren kan verwachtworden . Deze regels worden onder meer vastgelegd in de wet van 7 december 2016[1], de wet van 18 september 2017[2] en ISQC1 (International Standard on Quality Control). Deze regels beogen de betrouwbaarheid en de kwaliteit van de uitgevoerde werkzaamheden te waarborgen. De organisatie moet daarbij het vertrouwen wekken bij het publiek in het algemeen en hun cliënteel in het bijzonder dat zij hun werkzaamheden op kwalitatieve wijze kunnen en zullen uitvoeren.
Het College legt verder aan beide bedrijfsrevisoren een verbod op van twee weken om alle activiteiten uit te oefenen, en schorst hun inschrijving in het register voor dezelfde termijn teneinde het voormelde doel te bewerkstelligen en om het algemeen (economisch) belang en het belang van derden niet verder in het gedrang te brengen.
Wettelijke kader van de genomen beslissingen
Het College kan, overeenkomstig artikel 57 van de wet van 7 december 2016 en artikel 116/2 van de wet van 18 september 2017, een termijn opleggen waarbinnen de bedrijfsrevisor zich moet conformeren aan (welbepaalde bepalingen van) het toepasselijke wetgevende en reglementaire kader.
Het College kan, overeenkomstig dezelfde bepalingen, in spoedeisende gevallen beslissen om een bedrijfsrevisor gedurende een bepaalde termijn verbieden om alle activiteiten uit te oefenen en de inschrijving in het openbaar register te schorsen.
Het College kan, overeenkomstig dezelfde bepalingen, daarbij overgaan tot publicatie van de oplegde maatregelen.