Het College past bij de organisatie van kwaliteitscontroles een risico- en netwerkbenadering toe
Het College onderwerpt de bedrijfsrevisoren minstens om de zes jaar aan een kwaliteitscontrole. Bij de bedrijfsrevisoren(kantoren) die de controle uitvoeren van één of meer OOB’s die op individuele basis meer dan één criterium overschrijden van artikel 1:26, § 1 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen, gebeurt dit minstens om de drie jaar.
Een risicoanalyse ligt aan de basis van de bepaling van de tijdsduur tussen twee kwaliteitscontroles. Het College waakt daarbij over de naleving van de wettelijke maximumtermijnen. De risicobeoordeling stoelt onder meer op de volgende criteria:
- de cartografie van de sector (Auditors Annual Cartography);
- de eventuele signalen van derden (persartikels, klachten of andere toezichthouders); en
- de resultaten van voorgaande controles.
Het College voert de risicobeoordeling jaarlijks uit. Op basis hiervan selecteert het de te controleren bedrijfsrevisoren(kantoren).
Als een netwerk van bedrijfsrevisoren(kantoren) gemeenschappelijke procedures voor kwaliteitsbeheersing heeft, organiseert het College de kwaliteitscontrole op het niveau van dit netwerk. In dit verband vestigt het College de aandacht op het belang van een correcte rapportering. Bedrijfsrevisoren verklaren in de Auditors Annual Cartography[1] immers niet steeds correct of zij deel uitmaken van een netwerk met of zonder gemeenschappelijke procedures voor kwaliteitsbeheersing. Het College verzoekt de leden van een netwerk om hierover van tevoren samen te overleggen.
Het College benadrukt ook dat de bedrijfsrevisorenkantoren binnen hetzelfde netwerk de gemeenschappelijke procedures op een gelijkaardige manier moeten toepassen. In voorkomend geval heeft deze vaststelling een impact op de beoordeling van het College van de omvang van de kwaliteitscontrole.
Het toezicht van het College steunt onmiskenbaar op het proportionaliteitsprincipe
Het College oefent zijn toezichtsbevoegdheden uit, rekening houdend met de omvang en de complexiteit van de activiteiten van de bedrijfsrevisor, enerzijds, en de omvang en de complexiteit van de activiteiten van de entiteit, die het voorwerp is van de revisorale controle, anderzijds.
Het comité van het College beslist over de gevolgen die het geeft aan de vaststellingen binnen een kwaliteitscontrole. Deze kwaliteitsbeoordelingen zijn passend en evenredig ten opzichte van de omvang en de complexiteit van de activiteit van de gecontroleerde bedrijfsrevisor. Dit betekent niet dat het kleinere bedrijfsrevisorenkantoren vrijstelt van naleving van het toepasselijke wetgevend en normatief kader. De bedrijfsrevisor moet de geldende beroepsnormen toepassen, evenredig met de omvang en de complexiteit van de activiteiten van de entiteit waarvoor hij een revisorale opdracht uitvoert.
Het proportionaliteitsprincipe uit zich onder meer bij de beoordeling door het College van de organisatorische vereisten van de bedrijfsrevisor. Het College aanvaardt dat kleinere bedrijfsrevisorenkantoren voor bepaalde kantoorprocedures niet dezelfde mate van detail aan de dag leggen als de grotere bedrijfsrevisoren kantoren.
Zoals de wetgever en de ISA’s het vereisen, verwacht het College van de kleinere bedrijfsrevisoren kantoren niettemin dat ook zij bij de uitoefening van hun wettelijke controleopdrachten hun werkzaamheden afdoende documenteren en tijdig archiveren. Een controledossier is op een coherente en gestructureerde wijze opgebouwd. Iedere ervaren bedrijfsrevisor die voorheen niet bij de controle betrokken was, moet op basis van het controledossier in staat zijn inzicht te krijgen in het verloop van de controlewerkzaamheden en de totstandkoming van het oordeel van de bedrijfsrevisor.
Het tegensprekelijk debat is van toepassing bij de uitvoering van kwaliteitscontroles
Een ander belangrijk principe bij de uitvoering van de kwaliteitscontroles is het tegensprekelijk debat. Gedurende de kwaliteitscontrole kan de gecontroleerde bedrijfsrevisor de voorlopige bevindingen en conclusies bespreken met de inspecteur.
Het College vrijwaart het oordeel van de bedrijfsrevisor
Het College raakt niet aan het oordeel van de bedrijfsrevisor over de jaarrekening voor zover het op correcte wijze tot stand is gekomen en de bedrijfsrevisor het met de nodige argumenten onderbouwt. Het spreekt voor zich dat de bedrijfsrevisor hierbij rekening houdt met alle risico’s van materieel belang.
[1] Het College verzamelt, met toepassing van art. 55 van de wet van 7 december 2016, jaarlijks informatie van de bedrijfsrevisoren door de zogenaamde “Auditors Annual Cartography”.