Op 23 maart 2023 heeft het Comité van het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren, na beraadslaging over de gevolgen die het wenst te geven aan het definitieve onderzoeksverslag van de secretaris-generaal van het College over de mogelijke inbreuken op het toepasselijke wetgevende en reglementaire kader, beslist om tegen bedrijfsrevisor Eli Verstappen, ingeschreven in het openbaar register van de bedrijfsrevisoren onder het nummer A01415, een procedure in te stellen bij de sanctiecommissie van de FSMA die tot de oplegging van administratieve maatregelen en/of een geldboete kan leiden.
De wetgeving bepaalt in dat geval dat het Comité van het College (i) de betrokken partij in kennis stelt van de grieven en haar het definitief onderzoeksverslag van de secretaris-generaal overmaakt, en (ii) de kennisgeving van de grieven aan de voorzitter van de sanctiecommissie overmaakt. Het komt dan de sanctiecommissie toe om over de eventuele oplegging van administratieve maatregelen en/of een geldboete te beslissen. De sanctiecommissie is een autonoom orgaan van de FSMA dat hoofdzakelijk is samengesteld uit door de Koning aangestelde magistraten.
Indien een van de in de kennisgeving vermelde grieven een strafrechtelijke inbreuk kan uitmaken, verplicht de wetgeving het College om deze kennisgeving aan de procureur des Konings over te maken.[1]
In de kennisgeving van de grieven heeft het Comité van het College 74 grieven behouden in hoofde van bedrijfsrevisor Eli Verstappen, waarvan 63 betrekking hebben op de uitoefening van een commissarismandaat bij een eersteklasse voetbalclub.
Van de 74 grieven kunnen 59 ervan mogelijk een strafrechtelijk misdrijf vormen.
De feiten die aan de grondslag liggen van deze grieven kunnen mogelijk worden gekwalificeerd als de volgende misdrijven:
- het verhinderen van de onderzoeken en expertises van het College krachtens de wet van 7 december 2016 of het College bewust onjuiste of onvolledige informatie verstrekken (artikel 85 van de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren);
- het hinderen van de inspecties en verificaties van het College of weigeren de gegevens te verstrekken op grond van de wet van 18 september 2017 of bewust onjuiste of onvolledige inlichtingen verstrekken (artikel 136 van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten);
- valsheid in informatica (artikel 210bis Strafwetboek);
- informaticabedrog (artikel 504quater Strafwetboek);
- de onregelmatige uitoefening van de functie van commissaris en onregelmatige attesteringen als commissaris en bedrijfsrevisor (artikel 3:97 WVV);
- het uitvoeren van werkzaamheden in een onderneming die niet beschikt over een commissaris, terwijl deze moet beschikken over een commissaris (artikel 3:97 WVV);
- valsheid in geschriften (artikel 193, 196 en 213 Strafwetboek);
- het meewerken aan de niet-bekendmaking van het commissarisverslag (artikel 3:43 WVV);
- het uitvoeren of aanvaarden van verboden niet-controlediensten als commissaris (artikel 3:96 WVV),
- het zich onrechtmatig toe-eigenen van de titel van bedrijfsrevisor (artikel 85 van de wet van 7 december 2016),
- het uitoefenen van werkzaamheden tijdens een uitvoerbare schorsingsmaatregel van het College (artikel 85 van de wet van 7 december 2016 en artikel 117 van de wet van 17 maart 2019 betreffende de beroepen van accountant en belastingadviseur);
- het indienen van een lasterlijke aangifte (artikel 445 Strafwetboek); en
- het meewerken aan inbreuken op het boekhoudrecht (artikel XV.75 WER).
Het Comité van het College heeft dan ook de procureur des Konings van het parket van Oost-Vlaanderen ingelicht.
Het Comité van het College heeft beslist om gebruik te maken van de door de wet geboden mogelijkheid tot openbaarmaking van zijn beslissing om de kennisgeving van de grieven aan de procureur des Konings over te maken. Het Comité is immers van oordeel dat het in het algemeen belang noodzakelijk is dat het publiek wordt geïnformeerd over deze stap in de procedure.
[1] Artikel 58 van de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren